N&M: Wat vind je het leukste van je vak?
Taner: “Ik werk graag met de natuur. Je kunt die energie om je heen voelen in onze boomgaard. Ik heb enorm veel geleerd sinds ik biologisch teel. In de biologische aanpak vecht je niet tegen plagen en ziektes, maar je voorkomt ze. Je moet de levenscyclus van insecten leren kennen, zodat je weet waneer je moet ingrijpen, maar niet meer dan dat. We roeien ze niet uit maar laten altijd een deel leven. Daardoor heb je misschien een kleine hoeveelheid aangetast fruit, maar dat gebruiken we weer voor onze compost. Je leert allemaal kleine trucjes om het evenwicht in de natuur bij te sturen. Het is heel spannend, omdat je geen garanties hebt, maar als je dan gaat merken dat deze aanpak werkt, is het een grote beloning.”
N&M: Hoe denken je medetelers erover?
Taner: “In het begin zijn ze altijd ze terughoudend, want ze zijn gewend aan de conventionele aanpak. Mijn grootste collega begon heel voorzichtig met één veldje biologisch, maar na een tijdje werd hij enthousiast en schakelde de rest om. Het eerste waar ze enthousiast over zijn, is dat hun nieuwe aanpak minder schadelijk is voor het milieu en hun medewerkers. Vervolgens dat ze betere verkoopmogelijkheden hebben voor fruit van de tweede klasse, omdat er in de biologische voeding meer naar de totale kwaliteit wordt gekeken en minder naar een vlekje op de schil. Het inzicht en enthousiasme voor deze aanpak groeit geleidelijk.”