N&M: Sinds wanneer telen jullie biologisch en zijn er nog uitdagingen waar jullie tegenaan lopen?
Frank: Vanaf 2000 telen we biologisch. Uiteraard hebben we echt wel moeten leren hoe we het beste biologisch kunnen telen. Spruiten zijn een moeilijk gewas, gezien de insecten en schimmels. Daar ligt voor mij de uitdaging. Het staat nu allemaal goed op de rit en de klanten zijn tevreden met de producten die wij leveren.
Wat vind je het leukste aan je werk?
Het leuke aan mijn werk vind ik dat ik steeds stappen kan nemen en uitproberen tot deze een positief resultaat opleveren. Bij biologische teelt leef je veel meer samen met de natuur. Zo hebben wij bijvoorbeeld ervaring opgedaan met schoffelen in combinatie met perslucht, het wegblazen van koolvliegeieren rond de plantvoet en met mechanische onkruidbestrijding. Over het schoffelen met perslucht ben ik zeer tevreden. Omdat het ‘kiemvuil’ tussen de plantrijen wordt weggeblazen is er duidelijk sprake van een lagere onkruiddruk. En dat allemaal zonder het gebruik van schadelijke chemicaliën. Verder hebben wij een demo-veldje gehad met daarop 20 rassen, vooral met het oog op de verschillen in ziektegevoeligheid tussen rassen. Na meerjarige ervaring is zo een indicatie te geven van welke rassen voor de biologische teelt het meest geschikt zijn. Daarbij wordt ook de kwaliteit en de maatsortering van de spruiten niet uit het oog verloren.
Zijn er nog andere plannen om duurzaamheid te verbeteren?
Wij willen zo goed mogelijk de natuurlijke vijanden tegen ongedierte inzetten. Bij natuurlijke vijanden valt te denken aan lieveheersbeestjes, roofmijten, gaasvliegen, sluipwespen. In de biologische spruitenteelt is de belangrijkste maatregel tegen tripsschade het stimuleren van natuurlijke vijanden, bijvoorbeeld door het met de juiste mix aan groenbemesters inzaaien van akkerranden.