Natuurlijke middelen... net zo gevaarlijk?
Groene middelen breken over het algemeen sneller af en zorgen voor minder vervuiling dan chemische bestrijdingsmiddelen, stelt het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM). Ook bevatten biologische middelen doorgaans verschillende stoffen waardoor insecten er minder snel resistentie tegen ontwikkelen. Tegelijk bestaat er onder boeren grote behoefte om meer groene middelen te gebruiken. Tot een paar jaar terug werden natuurlijke middelen met een laag risico (zoals bier, koemelke en plantenextracten) gewoon toegelaten in de Nederlandse landbouw, zonder ze te onderwerpen aan zware en kostbare Europese toelatingsprocedures. Dat is goed te verantwoorden. Stoffen die van nature voorkomen, geschikt zijn voor menselijke consumptie, en biologisch snel afbreekbaar zijn, kunnen onmogelijk als risicovol beschouwd worden in een levend landbouwsysteem.
Onschuldige groene middelen tegengehouden
Door Europese wetgeving is het helaas veel moeilijker geworden om middelen in te zetten waarvan iedereen vermoedt dat ze onschuldig zijn - zoals melk, bier of groene zeep. Paprikatelers gebruiken bij het snoeien en oogsten al decennialang magere melk. Door hun handen en gereedschap daarin te dompelen, voorkomen ze dat zij een eventueel virus uit het sap van de ene paprikaplant overbrengen op een volgende plant. Tot een paar jaar terug was er in Nederland een regeling om dit soort groene middelen met een laag risico gewoon toe te laten. Die regeling voldeed echter niet aan de in 2011 geïntroduceerde Europese gewasbeschermingsverordening, waardoor vergunningen voor middelen met een laag risico nu veel lastiger afgegeven of verlengd kunnen worden. ‘Het is niet uit te leggen dat je bijvoorbeeld knoflook- en gistextracten wél mag eten, maar ze niet mag gebruiken als gewasbescherming op de akkers,’ zegt CDA-Europarlementariër Annie Schreijer-Pierik, die zich inzet om de ontstane situatie in Europa te veranderen.
Wetgeving benadeelt kleinschalig en duurzaam
De agrochemische industrie heeft hiermee zijn zin gekregen. De wetgeving wordt gebruikt om kleine concurrenten uit de markt te zeven en kleinschalige concurrerende duurzame innovatie tegen te houden. Zij kunnen dit soort Europese procedures immers moeilijk betalen. Het is niet voor niets dat er 150 advacatenkantoren actief zijn in de Brusselse lobby; grote bedrijven gebruiken de wet om twintig jaar te anticiperen op de actualiteit. Ze creëren met wetgeving een omgeving waarin kleine spelers geen kans meer hebben. De gevolgen hiervan zijn al jaren voelbaar voor kleine biologische zaadveredelingsbedrijven, en zijn nu ook voelbaar voor boeren die natuurlijke middelen willen inzetten. De ontwikkeling van, onderzoek naar en inzet van natuurlijke, bestaande middelen wordt hiermee geremd. Op natuurlijke middelen kun je namelijk geen intellectuele eigendomsrechten doen gelden zoals op chemisch-synthetische middelen. Tegenover de kosten van dure toelatingsprocedures staan geen inkomsten uit patenten en exclusieve gebruiksrechten. In de praktijk zijn daardoor vrijwel uitsluitend grote bedrijven als BASF, Bayer, Monsanto en Syngenta nog in staat om nieuwe middelen te ontwikkelen en op de markt te brengen; een zeer onwenselijke situatie uit het oogpunt van duurzaamheid.
Natuurlijke middelen kunnen ook schadelijk zijn
Groene middelen zijn vaak veiliger voor mens en milieu, maar dat is niet per definitie zo. Hoewel in de biologische landbouw minder middelen worden gebruikt, zijn er enkele stoffen die risico's voor het milieu met zich meebrengen. Daarbij moet aangetekend worden dat het arsenaal van bestrijdingsmiddelen veel beperkter is dan in de gangbare teelt. De biologische landbouw is nog niet "af", maar werkt er continu aan.
In de biologische landbouw mag bijvoorbeeld de stof Pyrethrine gebruikt worden, een plantenextract dat alle soorten insecten dood. Voor zoogdieren en vogels is het minder schadelijk dan veel synthetische insecticiden. Pyrethrine wordt snel afgebroken onder de invloed van licht, waardoor er geen schadelijke residu's achterblijven. Maar om de werkingsduur van het middel te verlengen werd de stof piperonylbutoxide (PBO) aan toegevoegd. Deze stof is volgens onderzoek laag-toxisch maar kan volgens recent onderzoek een negatief effect hebben op de ontwikkeling van kinderen. In Nederland is de verkoop van pyrethrine met PBO nu verboden. In Europees verband pleit de biologische koepelorganisatie IFOAM-EU voor een Europees verbod op deze stof. De biologische sector heeft ook een beter alternatief ontwikkeld, pyrethrine met koolzaadolie.
Ook wordt in de biologische landbouw Spinosad gebruikt, een middel dat wordt gebruikt om de koolvlieg tegen te gaan. Het wordt geproduceerd door een bacterie. Het spaart de nuttige lieveheersbeestjes, roofwantsen en roofmijten, maar is giftig voor bijen. Het wordt daarom bij voorkeur op de grond toegepast zodat het de bijen niet treft. Spinosad wordt snel afgebroken op de bladeren van de planten, maar langzaam in water. Het is matig toxisch tot toxisch voor regenwormen, vissen en waterorganismen. Het is dus niet erg goed voor de bodem. Het gezondheidsrisico voor mensen is volgens de WHO minimaal.
Een derde risicovolle stof is kopersulfaat, die het bodemleven aantast en met name regenwormen doodt als het in te grote hoeveelheden word gebruikt. Daar staat tegenover dat planten en dieren ook koper nodig hebben. Ook hier is het gezondheidsrisico voor mensen gering. Met betrekking tot kopersulfaat is de biologische sector druk bezig met het ontwikkelen van betere alternatieven.
Een biologisch middel dat schadelijk bleek voor mensen, is Rotenon, een plantenextract dat werd gebruikt tegen rupsen. Toen de schadelijke effecten duidelijk werden, is dit middel afgeschaft. Sinds 2007 is het zowel in de biologische als gangbare landbouw in Europa niet meer toegestaan.
Veelbelovende ontwikkeling: microbioom in plaats van chemie
In de biologische landbouw leeft het inzicht al decennia: de bodem is een leefomgeving van miljarden bacteriën, virussen en schimmels, die van belang zijn voor de gezondheid van planten; bij een gezonde bodembiodiversiteit ontstaan er allerlei symbiotische processen die een leefomgeving creëren waarin planten kunnen gedijen. Zowel in de landbouw als in de medische wetenschappen groeit de laatste jaren het inzicht dat dit microbioom een doorslaggevende rol speelt in de weerstand tegen ziekten en plagen - dat geldt zowel voor dieren, mensen als planten. Kort samengevat: als de plant in een bodem staat met een verarmd bodemleven, wordt de plant sneller ziek en is hij gevoeliger voor plagen. in de gangbare landbouw is nu steeds meer interesse in het inzetten van specifieke bacterieën of schimmels, om schadelijke ziektes tegen te gaan. De biologische landbouw doet hetzelfde al jaren, maar op een ecologische manier, door het hele bodemleven te stimuleren.